Wie is bang voor zijn pensioen?

Uitgave: Pensioen Bestuur & Management (PBM) nummer 2003

HARRY VAN DALEN & KÈNE HENKENS
Rubriek: Communicatie
Geplaatst op 07-03-2023

Wie is bang voor zijn pensioen?
Wie is bang voor zijn pensioen?

Voor werknemers die bij hun pensioenfonds sparen voor hun pensioen blijft het vaak een vraagteken of ze genoeg hebben gespaard. Sommigen willen hun pensioenfeiten kennen terwijl anderen liever pensioeninformatie vermijden. Op basis van nieuw onderzoek blijkt dat de meeste deelnemers tot de eerste categorie behoren en een kleine minderheid tot de tweede. Kennis van pensioen hangt samen met het hebben van minder zorgen over een toekomstig pensioen. Oudere werknemers vertonen aanzienlijk minder vermijdgedrag dan jongere werknemers.

Pensioen is niet bepaald een onderwerp dat de meeste mensen boeit, totdat men uiteraard zelf gepensioneerd is. Dan is het van groot belang om te weten hoe het pensioen er precies voorstaat. Kennis over wat er in pensioenland gebeurt is zeker bij jongeren matig, maar ook bij werkenden van middelbare leeftijd is de kennis of belangstelling vaak gering. Zo lijken de meeste pensioendeelnemers zich niet erg te bekommeren om de aanstaande pensioenhervorming. Uit een peiling van de NIDI-Netspar pensioenmonitor van april 2022 bleek maar twee procent van de bevolking het nieuws over de aanstaande pensioenhervorming erg goed te volgen en 13 procent redelijk goed. Aan 85 procent van de bevolking gaat dit nieuws grotendeels voorbij.

Ook al laten mensen het pensioennieuws aan zich voorbij gaan, dat wil nog niet zeggen dat men volkomen onbezorgd is over het eigen pensioen. Pensioendeelnemers krijgen jaarlijks hun pensioenoverzicht door de bus of via de mail, maar of men die informatie tot zich neemt en er vervolgens iets mee doet is minder duidelijk. Om enig zicht te krijgen op de kennisverwerving ten aanzien van het eigen pensioen en vooral in hoeverre mensen daarin een actieve of passieve houding aannemen wordt in dit artikel gebruik gemaakt van de NIDI-Netspar pensioenmonitor (zie kader). Het grootste punt van zorg onder pensioenprofessionals betreft vooral de financiële pensioenvoorbereiding en daarom beperken we onze aandacht in dit artikel tot deelnemers die nog werkzaam zijn. Centraal staat de vraag of pensioendeelnemers belang hechten aan informatie. Willen zij goed geïnformeerd zijn over hun pensioensituatie of bestaat de neiging dergelijke informatie juist te vermijden? Het vermijden van informatie is een oud en bekend probleem dat zich uiteraard niet beperkt tot pensioen. Vermijding kent zijn logica omdat onwelgevallige informatie stressvol kan zijn. De keerzijde van het vermijden van informatie is dat dat men zichzelf ook kansen ontneemt om via gedragsverandering of het vragen van externe hulp de situatie te verbeteren. Er is niet veel bekend over hoe groot het fenomeen van vermijdingsgedrag is wanneer het specifiek om ons pensioen gaat, en dit artikel probeert daar enig licht op te werpen.

Vermijden of confronteren met feiten

De allereerste vraag is in welke mate Nederlandse pensioendeelnemers pensioeninformatie uit de weg gaan of juist graag willen weten? Tabel 1 bevat de antwoorden op een aantal stellingen die hier zicht op geven. Duidelijk is dat de Nederlandse pensioendeelnemer – naar eigen zeggen – de feiten graag wil kennen en ook al betekenen de cijfers slecht nieuws voor de eigen toekomst. Niet minder dan 68 procent van de ondervraagden is het eens met de stelling “Ik wil graag weten wat ik aan pensioen kan verwachten.” Daarentegen antwoord 20 procent van de ondervraagden bevestigend op de stelling “Ik vermijd het om me in pensioenzaken te verdiepen .” Voorwaar geen verwaarloosbare minderheid en communicatiespecialisten zullen wellicht tevergeefs aankloppen bij dit type pensioendeelnemers via de conventionele kanalen of methoden.

Pensioenangst

Het tweede concept dat we willen onderzoeken betreft kortweg pensioenangst: de angst of de zorg dat het pensioen dat men opbouwt of denkt op te bouwen niet genoeg zal zijn om comfortabel van te kunnen leven. Tabel 1 toont de stellingen over zorgen die we de pensioendeelnemers hebben voorgelegd. De eerste stelling over pensioenzorgen geeft al weer waar de voet kan wringen in het Nederlandse pensioenlandschap: 37 procent maakt zich zorgen over zijn pensioen ook al denkt men het goed geregeld te hebben. Uiteraard zal de recente geschiedenis een rol spelen bij het beantwoorden van die vraag. Het afgelopen decennium heeft laten zien dat de buffers ook danig kunnen worden aangetast door kapitaalmarktontwikkelingen en stringente eisen van de pensioentoezichthouder, waardoor bijvoorbeeld het korten op pensioenrechten of het afzien van indexatie een realiteit werd.

En laten we het moment van de peiling – april 2022 - ook niet uitsluiten, de oorlog in Oekraïne en sterk stijgende energieprijzen hebben ook het besef teruggegeven dat wanneer de inflatie hard toeslaat pensioentoezeggingen sterk aan koopkracht inboeten. Pas in de herfst van 2022 kwamen pensioenfondsen met de mededeling dat zij pensioenrechten in enige mate zouden indexeren. Tot slot kan ook het nieuwe pensioenstelsel een bron van zorg en onzekerheid zijn, omdat de hoogte van pensioenen meer gaat meebewegen met de stand van de economie.

Leeftijd bepaalt in belangrijke mate de belangstelling voor pensioen. Dit zien we ook terug als we kijken naar pensioenvermijding (figuur 1).  De vermijding van informatie neemt sterk af naar leeftijd: van ruim een kwart onder de dertigers tot bijna 1 op de 10 onder de zestigers. Wellicht dat die neiging om zich meer af te schermen van pensioeninformatie ook mogelijk zijn sporen nalaat in de zorgen die men heeft. De pensioenzorgen blijken namelijk bij jongeren veel groter (30 procent) dan bij degenen die dicht tegen de pensioengerechtigde leeftijd aanzitten (16%).

Welke informatie zoekt men?

Om te laten zien dat vermijdingsgedrag samenhangt met daadwerkelijke zoekgedrag naar informatie hebben we voor twee groepen pensioendeelnemers gekeken welke pensioeninformatie ze de afgelopen vijf jaar hebben gezocht. Hierin zijn de pensioendeelnemers  ingedeeld naar hun pensioeninformatiebehoefte in twee categorieën: zij die informatie willen en belangrijk vinden en zij die het liefst informatie vermijden. Bij het informatie zoeken kijken we naar het opzoeken van de eigen AOW-leeftijd op de site van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) tot de keuzeopties die pensioenfondsen bieden variërend van een vroegpensioen tot de opname van een bedrag ineens (tot maximaal 10 procent van het pensioenvermogen). Figuur 2 maakt duidelijk dat zij die informatie willen veel vaker informatie hebben opgezocht dan zij die informatie het liefst vermijden. Welk pensioen men kan verwachten en de officiële AOW-leeftijd zijn de meest geraadpleegde onderwerpen. Dit zijn onderwerpen die ook duidelijk staan vermeld op mijnpensioenoverzicht.nl dan wel op het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) dat men van zijn pensioenfonds of -verzekeraar krijgt. Opvallend is dat zelfs de meest geraadpleegde informatie - de eigen AOW-leeftijd - door minder dan een derde van de ‘informatievermijders’ wordt gezien. Bij moeilijkere onderwerpen die meer zoekgedrag en ook kennis vergen – zoals het opnemen van een bedrag ineens of de financiering van vroegpensioen – zijn de verschillen tussen ‘informatievermijders’ en ‘niet-vermijders’ nog groter.

Tot slot

Pensioenfondsen voldoen sinds jaar en dag aan wettelijke plichten om de deelnemer volledig en correct te informeren over hun toekomstige pensioen. Dit onderzoek laat zien dat een grote meerderheid van de pensioendeelnemers behoefte heeft aan informatie. Daarentegen kan ongeveer een op de vijf pensioendeelnemers worden gezien als een ‘informatievermijder’. Bij dit type pensioendeelnemer is de neiging om zich te verdiepen in informatie die relevant is voor zijn of haar pensioen minimaal. In potentie is dit een probleem in de huidige context van de aanstaande pensioenhervorming omdat mensen meer dan in de oude situatie op hun individuele verantwoordelijkheid voor hun pensioen worden gewezen. Men heeft immers in principe zicht op de eigen persoonlijke pensioenpot, maar dan moet men die pot wel willen zien. Adequate aanvullende informatie zou er voor moeten zorgen dat mensen niet aan het einde van hun loopbaan worden verrast door sterk tegenvallende pensioenuitkomsten. Daarnaast bieden pensioenaanbieders een steeds groter aantal keuzeopties die wellicht tegemoet komen aan de zucht naar controle of keuzevrijheid maar die opties steken vaak niet zo eenvoudig in elkaar als wel eens wordt gesuggereerd en vereisen redelijk geavanceerde pensioenkennis. Pensioenfondsen mogen niet de rol van adviseur spelen en hulp van een financieel adviseur is daarmee weer vaak noodzakelijk als men geen fouten wil maken. En laten die adviseurs nog steeds niet in hoge mate vertrouwd worden: op het moment van meten genoot 43 procent van de bevolking vertrouwen in pensioenfondsen en slechts 16 procent in financiële tussenpersonen.

Harry van Dalen, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Tilburg University, e-mail: dalen@nidi.nl

Kène  Henkens, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en UMCG, e-mail: henkens@nidi.nl

 

Literatuur:

H.P. van Dalen, and K. Henkens, 2022, Trust and Distrust in Pension Institutions in Turbulent Times: Analysis of Survey Data 2004-2021, De Economist, 170(4) pp. 401-433.

H.P. van Dalen, K. Henkens, 2022, Zoeken naar pensioeninformatie als de finishlijn in zicht komt, Pensioen Magazine, 27 (6/7), pp. 12-14.

H.P. van Dalen, and K. Henkens, 2022, Trust in Pension Funds, or The Importance of Being Financially Sound, Journal of Pension Economics and Finance, first online.

 

Data NIDI-Netspar pensioenmonitor

Sinds 2021 organiseert het NIDI op basis van een Netspar-beurs op geregelde tijden een peiling onder de Nederlandse bevolking om te onderzoeken hoe het vertrouwen in pensioeninstituties zich ontwikkelt en welke onderliggende krachten een rol spelen bij de toe- en afname van vertrouwen, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan verschillende onderdelen van het nieuwe pensioenstelsel. In dit artikel wordt de peiling, uitgevoerd binnen het LISS-panel van CenterData, gebruikt die in april 2022 is voorgelegd aan 2.820 panelleden en 2.065 respondenten vulden de vragenlijst volledig in (responspercentage 73%).